“Noem mij geen voorzitter van Red en White, want alle vier de bestuursleden staan voor mij op dezelfde hoogte.” Het tekent Patrick van Driessche, op SK Berlare beter of zelfs alleen maar bekend als Patjen. Hoewel hij zijn hart, ziel én tijd ten volle in de club steekt, minimaliseert hij zijn eigen persoon. Toch is hij de ideale man om als spreekbuis van dé SKB-supporter te fungeren. Hoe lang ben je al verbonden aan SK Berlare? “Ik heb de volledige historie van de club meegemaakt. Dat moet van mijn 12 jaar geleden zijn en ik was hier zelfs nog als jeugdspeler aangesloten en ben altijd naar de wedstrijden komen kijken wanneer ik kon.” Zijn er bepaalde seizoenen of wedstrijden die in die periode eruit springen? “Een thuismatch tegen Serskamp in derde provinciale vertel ik nog regelmatig na. We stonden met 0-1 in het krijt met nog een kwartier of twintig minuten op de klok en op de koop toe moesten we maar met negen man verder. Iedereen de kantine in, ervan overtuigd dat het kalf verdronken was. Niemand stond nog buiten naar de wedstrijd te kijken! Stormde na een tijdje iedereen opeens naar buiten! Blijkbaar stond het toen 1-1 en we wonnen uiteindelijk nog met 2-1! Met dank aan Jan Berkens. (over die befaamde match: zie noot aan einde interview) Ook een wedstrijd tegen Tamines zal mij altijd bijblijven. Dat was een match in de eindronde om degradatie te ontlopen. We wonnen niet alleen met 7-3, maar ik herinner me een doelpunt van Ben Ahmed, waarbij hij de hele rechterflank aan flarden dribbelde en zo scoorde. Nog nooit zo een goal live meegemaakt! Wanneer ik een memorabel seizoen moet vernoemen, dan denk ik in de eerste plaats aan het eerste seizoen onder Herman als voorzitter. Er was geen ploeg samengesteld en er moesten ternauwernood jonge gasten bijeengezocht worden, aangevuld met de routine van Koen Schockaert en Tjörven De Brul. Op die manier werden talenten als Kenneth Pauwels, Ward Copers, Dieter De Wilde en Jesse Brouwers ontdekt.” Nu naar de huidige situatie: een stunt op Pepingen moest het begin worden van de remonte, maar helaas: thuis bleek SK Ronse te sterk voor ons. De supporters waren waarschijnlijk teleurgesteld? Patjen: “Goh, dat viel al bij al nog mee. Ik had de reacties na de match slechter verwacht. Ik heb zowel ontgoocheling als gelatenheid ervaren. De wedstrijd op Pepingen zorgde voor een golf aan positieve commentaren en de supporters verwachtten elf spelers die met het mes tussen de tanden speelden, aangezien na die stuntzege een nieuwe zege tegen Ronse ons meer ademruimte zou verschaffen voor de verplaatsing naar Wervik van komende zaterdag.” Hoe verklaar je het verlies? (denkt na) “Moeilijke vraag… Ik weet het eigenlijk niet goed. Veel spelers waren tijdens de week ziek. Ligt het daar misschien aan? In de eerste helft kregen we de betere halve kansen via onder meer Henri. Ook stichtten we gevaar door de goed getrapte corners van Gauthier Lauwers. Het verschil tussen beide ploegen lag er hem in dat Ronse directer speelde, terwijl wij teveel met de bal liepen. Twijfels bij de spelers? Misschien wel ja.” Op Pepingen verwachtte niemand de drie punten, maar toen die er toch kwamen, verwachtten de spelers misschien dat die lijn werd doorgetrokken, hoewel Ronse veel hoger staat? “Maar het is toch juist omdat ze daar die drie punten pakten dat ze bevrijd zouden kunnen voetballen afgelopen zondag? Dan moet je laten zien dat die winst geen toeval was en moet die lijn doorgetrokken worden.” Na zondag is onze ziekenboeg voor Wervik nog wat groter geworden. Heb je er nog vertrouwen in? “Oh ja! Ik ben ervan overtuigd dat we daar gaan winnen. Ik ga echt niet uit van puntenverlies. Ik heb 100% vertrouwen in een goede afloop.” Het wordt zowat de wedstrijd van de laatste kans. Ideaal zou zijn dat de spelers aangemoedigd worden door een hele groep supporters. Waarom moeten ze de verplaatsing maken naar West-Vlaanderen? “Ik verwacht veel meegereisde supporters daar. Niet alleen met de supportersbus, maar ook met de auto. Ik roep iedereen op om aanwezig te zijn: de club SK Berlare en de spelersgroep hebben hun steun hard nodig. De spelers moeten ook beseffen dat we zo’n verre verplaatsing maken om hen door dik en dun te steunen, niet om hen af te breken! Een supporter die zo ver rijdt, gaat die kilometers trouwens niet afleggen als hij of zij ervan overtuigd is van een slechte afloop.” Hoe zou je de doorsnee SKB-supporter kunnen omschrijven? “Heel kritisch! Maar ze zouden door een muur gaan voor hun spelers. Ze kunnen de hele wedstrijd op de spelers sakkeren, maar bij wijze van spreken een kwartier nadien alles vergeten zijn en een pint met hen drinken in de kantine. Soms zijn ze misschien te kritisch, maar uiteindelijk betalen ze ook veel geld voor een volledig seizoen voetbal.” Hoe is de supportersclub ontstaan? “Red en White is opgericht op 9 juni 2010. De nood aan dergelijk initiatief kwam er in het eerste seizoen met Yves Van der Straeten aan het roer als trainer. We werden toen ingedeeld in een reeks met quasi allemaal Henegouwse clubs. Voorzitter Herman Nissens heeft na dat seizoen gezegd dat hij niet meer wou dat de supporters zo ver met hun eigen wagen moesten rijden om hun favoriete club aan het werk te zien. Daarop heb ik aan Bert De Meyer mijn intenties kenbaar gemaakt om een supportersclub op te richten en hij reageerde meteen enthousiast. Red en White werd niet opgericht uit winstbejag. Voor het geld dat de mensen neertellen, moeten ze naar mijn mening ook iets in de plaats krijgen. De eerste initiatieven waren een gratis inkomkaart voor de eerste en laatste verplaatsing en tijdens die laatste uitwedstrijd ook een cavabus in te leggen. In een later stadium zijn daar voor de vrouwelijke en mannelijke leden apart ook een Ladies Day en een mannenavond bijgekomen.We zijn gestart met een ledenaantal van 200, maar dat brokkelt af. Het leven wordt duurder, mensen letten meer op hun centen en dan laten ze hun lidgeld vallen. In het begin hadden wij ook veel meer jeugdspelers uit Berlare zelf en zij en hun ouders gingen geregeld mee op verplaatsing. Historisch gezien hebben wij als club die komt uit provinciale ook geen bustraditie. Een club als Eendracht Aalst krijgt elke uitwedstrijd zes à zeven bussen vol, maar wij komen rechtstreeks uit vierde provinciale.” Zorgt die wekelijks ingelegde bus er dan ook automatisch voor dat SK Berlare verhoudingsgewijs veel supporters kan optrommelen voor de uitwedstrijden? “Zeker. Andere clubs hebben ook al verteld dat ze graag met SK Berlare in dezelfde reeks ingedeeld worden. We staan zelfs bij sommige clubs bekend als het rood-witte legioen omdat we al met twee supportersbussen zijn afgekomen!” Blijven enkele verplaatsingen als memorabel in jouw geheugen gegrift staan? “Onder meer Racing Mechelen. Die ploeg speelde tegen ons kampioen, dus we konden met die mannen hun titel meevieren. Ook de eerste verplaatsing met cavabus zal ik mij altijd blijven herinneren. Dat was tegen Harelbeke en we wonnen daar met zware cijfers… 1-5 of 0-5, ik weet het niet meer precies. La Louvière was ook mooi. Niet alleen vanwege het Tivolistadion, maar ook omdat ze niet lang daarvoor bekerwinnaar waren en we daar met 1-2 zijn gaan winnen. Dat pakte mij toch op dat moment. Ik wil daarbij ook vermelden dat ik heel trots ben op SK Berlare en naar mijn mening moet iedere Berlarenaar fier zijn op de club. Er zijn weinig gemeentes als de onze die kunnen zeggen dat ze voor het negende seizoen onafgebroken in de nationale reeksen spelen! Daarbovenop zorgt de club voor een positief effect op de gemeente. Afgelopen zondag nog: veel supporters van Ronse zijn speciaal vroeg vertrokken om eerst nog het Donkmeer te bezoeken. Dankzij SK Berlare!” Zijn er daarentegen verplaatsingen die je liever niet meer doet? “In Wallonië hebben wij niets te zoeken, maar door die hervormingen is dat ook niet meer mogelijk dat wij met Waalse clubs in onze reeks zitten. Voor de rest hebben wij nooit negatieve ervaringen gehad. Kan ook eigenlijk niet. Onderling tussen onze supporters smeden die verplaatsingen vriendschapsbanden voor het leven. Ongelofelijk hoe je op een supportersbus zoiets kun losmaken. Het zou een ramp zijn moesten we degraderen en die verplaatsingen daardoor wegvallen. Je kan nog wel een bus inleggen naar bepaalde uithoeken van de provincie, maar voor de rest… (wordt stil) Nee, degradatie betekent waarschijnlijk het einde van de supportersclub. Ik hoop dat de spelers voor de supportersclub er alles aan gaan doen om zaterdag te winnen. De club hoort ook gewoon thuis in nationale. Het is een heel belangrijke dag voor de club.” Veel supporters willen voor de clash van zaterdag nog iets tegen de spelers zeggen. Niemand dan jij is beter geplaatst om het woord tot hen te richten. Wat wil je hen in naam van de SKB-supporter nog meegeven? “Kort maar krachtig: ga ervoor, speel voor die Puit op jullie borst en houd ons alsjeblieft in nationale!”
3 Comments
Henri Munyaneza (32) is een mysterie: op het veld onberekenbaar, ernaast een persoon die op het eerste gezicht moeilijk in te schatten valt. Tijd om daar verandering in te brengen. We hadden deze week na de training een gesprek met een man met een rijk gevulde carrière, een drive om ondanks alles nog voor SK Berlare te presteren, maar bovenal: een man met een gouden hart. De sfeer binnen een spelersgroep kan op een week tijd nauwelijks meer omslaan. Zware ontgoocheling na Lede sloeg om in een vurig geloof na de wedstrijd op Pepingen. Er werd scherp, hard en met plezier getraind. Het was dan ook een goedlachse, maar vurige Henri Munyaneza die ons met plezier te woord stond. “Een verklaring voor het verschil in niveau kan ik niet geven, sorry. C'est le foot. De ene week gaat het tegen een op papier sterkere tegenstander super en de week ervoor totaal niet. Voetbal wordt echter niet op papier gespeeld. We beseffen maar al te goed dat we vanaf nu elk weekend voor de match van de waarheid staan…” De Rwandees steekt voor die remonte graag een pluim op de hoed van de trainer. “De coach heeft ons gevraagd om bij balverlies in blok te spelen en meteen druk te zetten op de tegenstander en dat heeft zijn vruchten afgeworpen. Enkel op die manier gaan we ons kunnen redden van de degradatie.” Degradatie. Een woord dat Munyaneza niet graag uitspreekt. “In mijn carrière ben ik nog nooit met mijn club gedegradeerd. Wel zat ik er een paar keer kort bij: nu helaas, maar ook bij Dender toen Johan Boskamp ons ternauwernood naar een veilige plaats loodste. Toen Dender het jaar erop naar tweede zakte, zat ik al bij Germinal Beerschot. Maar SK Berlare mag geen rekening houden met degradatie, dat mag gewoon niet gebeuren”, zegt hij zelfverzekerd. Avontuur in Tsjetsjenië Het was die periode bij Beerschot die het einde van Henri’s profcarrière inluidde. “Na de redding bij Dender besloot ik naar Het Kiel te trekken, maar daar moest ik mij twee keer laten opereren. De club besloot mij voor zes maanden uit te lenen aan Terek Grozny in Rusland. Iedereen denkt waarschijnlijk dat ik daar puur voor het geld ging, maar ze namen gewoon mijn loon van bij Beerschot over.” Het avontuur werd desalniettemin een beproeving op persoonlijk vlak. “Het was zwaar. Vrouw en dochter achterlaten, alleen op een appartement,… Je moet ook weten dat Rusland en zeker de regio Tsjetsjenië niet echt veilig was. Mensen werden gedood op straat en van zwarten houden ze al helemaal niet. Het leek mij dan ook beter geïsoleerd te leven daar en vooral niet te veel op straat te komen. Toch scoorde ik er in zeven wedstrijden drie doelpunten.” In die zes maanden was de grote baas van Terek Grozny ene Ramzan Kadyrov. De steenrijke Rus, die zeven jaar aan het roer stond bij Grozny, was de Tsjetsjeense president, maar hij droeg vooral een kwalijke reputatie mee. Zo werd hij onder meer verdacht van ontvoeringen en moorden. Zelf merkte de Berlaarse spits daar weinig van. “Ik sprak weinig tot niet met hem. Enkel op stage met Grozny zagen we hem geregeld, maar op mij kwam hij over als een eenvoudig man. Wat hij in zijn politiek en persoonlijk leven uitspookte, daar had ik echt geen zicht op. Ik was er om te voetballen en niets meer dan dat.” Bij zijn terugkeer naar België was Beerschot hem liever kwijt dan rijk. “Eerste klasse is een harde leerschool. Je bent er een nummer en de trainers praten zelden met je. Ja, enkel om te presteren, maar dat was het dan ook.” Toch eisten onder andere de operaties tijdens zijn Antwerps tijdperk zijn tol. “De club besloot mij uit te lenen aan mijn vorige club Dender, dat toen nog steeds in tweede speelde. Daar merkte ik dat mijn knieën kapot waren en geen twee trainingen per dag meer aankonden. Na dat seizoen besloot ik te kappen met profvoetbal. Het ging gewoon niet meer.” Toch mag Munyaneza over zijn carrière niet klagen. “Ik heb in eerste klasse mogen spelen en ik heb mijn land mogen vertegenwoordigen op de Afrika Cup van 2004 in Tunesië. Ik was amper 19 jaar en speelde op dat moment bij Eendracht Aalst, nadat ik van Denderhoutem kwam. Een unieke ervaring. Ik speelde samen met onder meer Hamad Ndikumana van AA Gent en Désiré Mbonabucya van Sint-Truiden. De club nam mij mijn deelname echter niet in dank af. Mijn spitsbroeder bij de Ajuinen, Abdoulaï Demba, kwam daar voor Mali uit en dus zat Aalst kort na Nieuwjaar zonder spitsen.” De kracht van de kleedkamer Na zijn profcarrière belandde Munyaneza via WS Woluwé en Sint-Niklaas in het Puitenstadion, waar hij aan zijn vierde seizoen bezig is. Dat hij het statuut van profvoetballer bereikt heeft en daardoor misschien door spelers en trainers van de tegenstander geviseerd wordt, ervaart hij niet als een nadeel. “Eigenlijk valt dat allemaal best mee. Ik heb nooit het gevoel gehad dat een trainer van de andere ploeg zijn spelers opgedragen heeft om twee of drie man op mij te plakken. En moest dat zo zijn, dan is dat zijn eigen keuze. Dan maak ik wel ruimte voor mijn medemaats, simpel. Met zulke spelletjes zijn eerder de supporters van de tegenpartij bezig. Ik speel nu echter bij Berlare. De waarheid van het voetbal ligt hem in wat er vandaag gebeurt, niet in het verleden, dat is voorbij. Ik probeer mij van de opmerkingen van die supporters af te schermen en focus mij op mijn wedstrijd.” Moeilijker heeft de aanvaller het wanneer de kritiek van de eigen supporters komt. “Tuurlijk raakt mij dat enkele van de eigen supporters mij op de korrel nemen! Ik ben in de eerste plaats een mens, geen machine. SK Berlare heeft nochtans prachtige fans! De enige manier waarop we samen uit de degradatienood kunnen raken, is door aan één zeel te trekken. Dat wil zeggen: wanneer het slecht gaat, niet gaan zeggen dat het aan speler X of Y ligt. We hebben op Pepingen een hoog niveau gehaald en we gaan gewoon alles eraan doen om dat niveau de komende vijf matchen te herhalen. Meer kunnen we niet doen. Ik heb daar mijn eigen theorie over. Wanneer een ploeg goed draait, komt daar volk op af. Scouts en supporters gaan zeggen: die en die speler zijn heel goed. De andere zijde van de medaille is dat wanneer een ploeg niet draait alles aan de spelers slecht is, terwijl iedereen met dezelfde motivatie nochtans aan een match begint. Geloof mij, ik geef mezelf elke wedstrijd voor de volle 200%, maar soms lukt het gewoon niet om een hoog niveau te halen. Ik ken maar twee spelers op deze aardbol die 30 matchen op een hoog niveau kunnen presteren: Lionel Messi en Cristiano Ronaldo. Ik begrijp de supporters hé! Iedereen verwacht veel van mij gezien mijn verleden, maar mijn verleden is geen garantie om 40 doelpunten te maken in deze reeks.” Op zijn 32-jarige leeftijd is Munyaneza in de herfst van zijn carrière aanbeland. Voor hem is het recept om tot succes te komen heel simpel: “Een goede kleedkamer is belangrijk. Toen we met Dender van derde naar tweede promoveerden, werd die geleid door Koen Persoons. Het seizoen nadien in eerste was er ook veel ambiance en kwam ik goed overeen met onder meer Norman Sylla. En ook nu bij Berlare is er een schitterende sfeer. Ik mag mijn periode bij die twee clubs toch wel als de mooiste uit mijn carrière beschouwen, alleen al vanwege het plezier in het voetbal dat ik daar heb mogen ervaren.” Antwerpen als haven van rust Voor twee spelers heeft de Rwandees een goed woordje over. "Tijdens mijn periode bij SK Berlare zal ik mij altijd Lorenzo Heirwegh herinneren. Echt een supergoede speler! In mijn profperiode is dat Sherjill MacDonald, mijn toenmalige ploegmaat bij Germinal Beerschot. Wat explosiviteit betreft, kende hij zijn gelijke niet, pff! Op training liet hij fantastische dingen zien. Jammer dat het er niet altijd tijdens de wedstrijden uitkwam.” Al sinds zijn jeugdjaren heeft Henri zich in België gevestigd. Ondertussen heeft hij al in heel Vlaanderen geleefd: begonnen bij de jeugd van RWDM, nadien een Oost-Vlaamse passage bij onder meer Eendracht Aalst en Dender, gevolgd door Limburg (Sint-Truiden) en Antwerpen (Germinal Beerschot). In die laatste stad woont hij nu nog steeds. “En die draagt ook mijn voorkeur weg. Een grote stad waar ik rustig kan leven, daar kan ik van genieten. Aalst en Denderleeuw waren wel rustig, maar klein, Sint-Truiden had ook zijn charmes en Brussel was dan weer een verschrikking! Groot en druk! Neen, geef mij dan maar Antwerpen, waar het leven relatief kalm zijn gangetje gaat.” “Wanneer je niet in de match zit, is het minste wat je kunt doen alles voor de ploeg geven”3/15/2017 Na een seizoen vol blessureleed is Yoran Heirewegh (20) in dit moeilijke seizoen opgestaan als een van de groeibriljanten van het huidige SK Berlare. Tijdens de wedstrijd kijkt hij niet op een kilometer meer of minder. Een eigenschap die de supporters maar wat graag appreciëren, getuige zijn verkiezing tot beste speler van de tweede speelronde. Vorige zaterdag leden we een pijnlijke 1-5-nederlaag tegen Jong Lede. Niemand in de spelersgroep had daar waarschijnlijk rekening mee gehouden? Heirewegh: “Nee, tuurlijk niet. We moesten deze wedstrijd absoluut winnen om een goede zaak in het klassement te doen. Iedereen in de spelersgroep en de trainersstaf had nochtans het gevoel klaar te zijn voor deze wedstrijd, maar het was weer een wedstrijd zoals zovele dit jaar waarin het absoluut niet meezat.” Tijdens de rust moeten we altijd met een voorsprong de kleedkamer ingaan, wat maakt dat de einduitslag niet de juiste weergave van het spelbeeld was. Toch wordt na de match enkel naar de naakte cijfers gekeken. Hoe is die afstraffing dan toch tot stand gekomen? “Op cruciale momenten ontbrak het ons aan scherpte in alle linies. We wonnen ook te weinig duels, raapten weinig tweede ballen op, we maakten onze kansen niet af,… Tel daarbij op dat zij uit elke doelrijpe kans een doelpunt wisten te puren en dan kom je tot deze harde realiteit.” De sfeer in de kleedkamer daalde tot onder het vriespunt. “Klopt. Iedereen was zwaar teleurgesteld en kwaad. Logisch ook, want het resultaat voelde als een vernedering aan.” Is er nog geloof in de redding? “(zelfverzekerd) Ja! Deze week hebben we in de kleedkamer de koppen bij elkaar gestoken, een goed gesprek gehad en we moeten er gewoon nog in geloven, anders blijven we beter gewoon thuis.” De volgende wedstrijd kondigt zich als moeilijk aan: een verplaatsing naar FC Pepingen, dat hier in de heenronde met 0-3 kwam winnen. “Hoewel we weten dat het een lastige klus wordt, gaan we als één hecht blok naar daar en we geloven wel dat we daar iets kunnen rapen. Pepingen is wel een complete ploeg, de beste tegen wie we naar mijn mening al gespeeld hebben dit seizoen. In de heenmatch werden we dan ook totaal overklast. Op Ingelmunster bewezen we echter dat we onze voet naast de toppers kunnen zetten. Alleen misten we daar wat geluk om met een goed resultaat naar huis te gaan, voornamelijk in de afwerking.” Kun je je parcours van de jeugd tot nu bij SK Berlare schetsen? “Tot de U12 was ik aangesloten bij Vigor Hamme, waarna ik voor twee seizoenen naar SK Beveren trok, toen ze nog in tweede klasse speelden net voor ze de fusie met Waasland aangingen. Toen besloot ik naar Lokeren te gaan om mijn opleiding te vervolledigen, maar toen ik doorhad dat ik niet verder dan de beloften kon raken, besloot ik twee jaar geleden naar SK Berlare te gaan. Ik hoorde viavia dat SK Berlare een goede club voor mij zou zijn en na een goed gesprek met Bert De Meyer besloot ik hier mijn eerste stappen in een A-kern te zetten, hoewel ik ook naar andere clubs kon zoals bijvoorbeeld Sint-Niklaas.” Vorig seizoen was jouw eerste seizoen in de A-kern, maar dat ging quasi volledig de mist in door een zware blessure. “Klopt, meer bepaald een blessure aan de patellapees. Het was best wel zwaar aangezien ik voortdurend herviel. Twee trainingen meedoen, waarna ik opnieuw herviel enzo… Om komaf te maken met die blessure besloot ik een lange revalidatie te ondergaan met onder meer schoktherapie, waardoor ik ook de voorbereiding en het begin van de competitie aan mij voorbij moest laten gaan. Een jaar om snel te vergeten…” Ondanks het blessureleed haal je dit seizoen nochtans een hoog niveau, getuige daarvan de eerste plaats in de verkiezing van supportersclub Red en White tot beste Berlarenaar van de tweede seizoensronde. Wat doet dat met een jonge speler om zo gewaardeerd te worden door de eigen aanhang? “Dat is heel leuk om te horen. De steun na zo een jaar vol blessures doet mij veel deugd. Mijn band met de supporters is heel goed en ik maak graag plezier met hen. Dit is het eerste seizoen waarin ik eindelijk kan tonen wat ik in mijn mars heb en dat ik daar zo snel voor beloond word met die bekroning, maakt mij gelukkig.” Veel spelers zouden hun goede vorm misschien verzilveren met een transfer, maar je was een van de eersten om bij te tekenen. Wat maakt dat die keuze om hier te blijven zo makkelijk was? “Ik voel mij goed bij SK Berlare. Spelers, trainers, supporters steunen mij enorm. Ik ben ook enorm dankbaar voor de kansen die ik bij deze club gekregen heb. Het heeft dan ook geen moment door mijn hoofd gespeeld om volgend seizoen andere oorden op te zoeken.” Wat zijn jouw kwaliteiten als speler? “Mijn mentaliteit is mijn grootste kwaliteit. Wanneer je beseft dat je niet in de match zit, is het minste wat je kunt doen alles voor de ploeg geven. Op technisch vlak is ballen recupereren mijn sterke punt en die nadien goed inspelen op een ploegmaat om niet meteen balverlies te lijden.” Geen sterke punten zonder werkpunten uiteraard. Kun je die eens opnoemen? “Meer rust aan de bal brengen en vooral – en dat is het stokpaardje van de trainer – meer coachen op het veld.” Dat moet niet evident zijn om op jouw jonge leeftijd spelers als Preben Delclef, Gauthier Lauwers en Henri Munyaneza, die jarenlang op een hoger niveau gespeeld hebben, instructies te geven. “Toch wel hoor, want de spelersgroep aanvaardt het wanneer ze gecoacht worden, zelfs al is dat door een jonge speler als mij. Ik heb daarover met de trainer al gesprekken gevoerd. Hij vindt dat de centrale as, en zeker de positie van verdedigende middenvelder, de ploeg sturing moet geven. Naar zijn mening maakt leeftijd niet uit en is het niet omdat ik een jong manneke ben dat pas komt piepen dat ik mij niet moet laten gelden.” We gaan het gesprek eindigen met een positieve noot voor de supporters. Zij hebben na zaterdag een slag van de hamer gekregen. Welke boodschap kan jij vanuit de spelersgroep meegeven waarom SK Berlare alsnog niet zakt? “Na het groepsgesprek deze week hebben we met z’n allen gezworen nog meer voor elke meter te knokken. Het is nog niet voorbij, want we hebben nog matchen tegen rechtstreekse concurrenten voor de boeg en we beseffen dat daar geen excuses meer gelden. Het geloof in de redding is zeker nog aanwezig!” Velen voelen zich geroepen, maar weinigen worden uitverkoren. Een stelling die niet opgaat voor Corneel Casier. De aanvaller tekende zijn eerste aansluitingskaart bij SK Berlare, doorliep de jeugdopleiding en is nu niet weg te denken uit de wekelijkse selectie bij onze club. SK Berlare is Corneel dan ook zeer dankbaar dat hij in de tussentijd aan de lokroep van andere clubs weerstond. Een trouwe houding die onze club graag met speelkansen beloont om zo zijn talenten ten volle te laten ontplooien. Wat zijn de verwachtingen voor de verplaatsing van komende zaterdag naar Ingelmunster? Casier: “Aangezien het de eerste keer is dat we met onze nieuwe coach een wedstrijd goed hebben kunnen voorbereiden, moeten we voor het hoogst haalbare, namelijk de drie punten, gaan. Natuurlijk blijft het Ingelmunster (momenteel 2e in de stand, bds) en ik herinner me uit de heenmatch dat het een moeilijk te bespelen team was, dat weinig kansen weggaf. We gaan in ieder geval proberen de nul te houden, elk punt dat we van daar meenemen is bonus.” Tegen FC Lebbeke heeft de coach gekozen voor een 4-4-2-opstelling, waardoor jij niet langer alleen het gewicht van de volledige aanval moest dragen. Voel jij je beter met Henri Munyaneza als spitsbroeder naast jou? “Die opstelling draagt inderdaad mijn persoonlijke voorkeur weg, want op mijn eentje had ik het op fysiek vlak vaak moeilijk, zeker omdat de 3e amateurliga bekend staat als een reeks waar duelkracht van cruciaal belang is. De samenwerking met Henri verloopt uitstekend: hij wint de kopduels en ik profiteer van zijn doorkoppen door de ruimtes in te duiken.” Henri is een spits met ervaring, die hij onder meer in 1e klasse opdeed. Pik jij dingen van hem op? “Je steekt hoe dan ook van elke ploegmaat wel iets op, maar op training steel ik met mijn ogen van hem, onder meer de manier waarop hij graag aan de eerste paal opduikt.” Hoe ben je eigenlijk in de A-kern van SK Berlare terechtgekomen? “De eigenlijke stap tussen de jeugd en de A-kern begon op mijn 16e. Normaal gezien moest ik bij de U17 aansluiten, maar Bert De Meyer had mij gebeld met de boodschap dat ik meteen mocht doorschuiven naar de beloften. Ik was toen al heel blij dat ik bij die ploeg al wedstrijden mocht meepikken. Op een gegeven moment kwamen ze bij de trainingen van de A-kern echter een spits te kort en ze lieten mij daar dan deelnemen aan de wedstrijdvormen. In een latere fase werd ik dan uitgenodigd om volledige trainingen af te werken en zo is de bal aan het rollen gegaan. Het is nu mijn vierde seizoen bij de kern, maar sinds Angelo Nijskens hier 2,5 jaar geleden trainer werd, maakte ik geregeld deel uit van de wedstrijdselecties.” Hoe speciaal is het om te mogen spelen voor de club waar je je eerste aansluitingskaart voor getekend hebt? “Als jeugdspeler kijk je natuurlijk op naar de spelers die op dat moment voor de eerste ploeg uitkomen en je droomt om ooit in hun voetsporen te mogen treden. Nu zie ik het als een eer dat ik als speler deze club mag vertegenwoordigen.” Welke boodschap kun je meegeven aan de huidige jeugdspelers opdat zij later ook de rood-witte kleuren van SK Berlare kunnen vertegenwoordigen? “Blijf vooral in jezelf geloven en luister naar alle tips van jouw jeugdtrainer. Voor de rest kun je niet meer dan elke keer je stinkende best doen en dan zie je wel wat er op het einde van de rit uit de bus komt. Met een beetje geluk gekoppeld aan de juiste mentaliteit kom je dan wel bij de eerste ploeg terecht en dan is het kwestie van je kans te grijpen.” Vaak lees je in interviews van jeugdspelers bij profclubs dat hun geheim voor hun doorbraak is om voor en na de trainingen nog extra fysieke arbeid leveren is. Geldt dat voor jou ook of heb je op de een of andere manier meer moeite gedaan dan jouw ploegmaats bij de jeugd? “Extra fysiek werk zoals krachttraining tijdens het seizoen heb ik niet gedaan, maar in het tussenseizoen ga ik vaak met mijn vader fietsen en lopen. Tijdens onze reizen naar de Pyreneeën fiets ik ook veel. Een van mijn sterke punten is mijn uithoudingsvermogen en dat heb ik wel te danken aan dat fiets- en loopwerk.” Je hebt gedurende je opleiding vaak aanbiedingen gekregen van andere clubs om zelfs in hogere jeugdcategorieën te spelen, maar jij en je ouders zijn onder die interesse rustig gebleven en jullie hebben steevast gekozen voor het project van SK Berlare. Waarom? “Enerzijds omdat ik het er moeilijk mee zou hebben om mijn vertrouwde omgeving, waarin ik met mijn vrienden veel plezier maakte, te verlaten. Anderzijds heb ik ook altijd geloofd in de kwaliteiten van de trainers, bestuursleden, jeugdcoördinators van SK Berlare. Zij stellen alles in het werk om de spelers zich het zo goed mogelijk naar hun zin te maken en daarenboven halen zij ook het beste in ons naar boven.” Waar liggen, afgezien van jouw goed uithoudingsvermogen dan, jouw sterke punten en waar jouw werkpunten? “Ik ben snel op de eerste meters en in een goede vorm heb ik ook een neus voor goals, al vind ik dat laatste moeilijk om van mezelf te zeggen (lacht). In de eerste balaanname en het afschermen van de bal daarentegen is er nog progressiemarge.” Met wie binnen de spelersgroep trek je vaak op? “Voornamelijk de spelers van mijn leeftijd zoals Yoran Heirewegh en Niels De Wolf, maar ook met Henri en Willy Kabera kan ik het uitstekend vinden.” Wat typeert SK Berlare als club? “Iedereen antwoordt steeds hetzelfde op die vraag, dus het zal misschien wel cliché lijken, maar SK Berlare is echt wel een warme familieclub waar iedereen elkaar kent en met elkaar bevriend is. We worden gedragen door een brede supportersschare, zowel bij thuis- als uitwedstrijden. Vooral dat laatste is iets wat weinig clubs uit 3e amateurliga kunnen zeggen.” Jouw band met die supporters is ook zeer hecht. Hoe verklaar je dat? “De hoofdreden is denk ik dat ik zelf van Berlare afkomstig ben, maar daarnaast komt dat waarschijnlijk ook uit sympathie voor het kleine jongetje van 16 jaar dat ze hebben zien stappen maken van 16e man tot de speler die geregeld op de bank mocht plaatsnemen en nu ook vaak speelgelegenheid krijgt.” Je bent momenteel student. Wat studeer je precies en wat wil je later met je diploma gaan doen? “Ik studeer momenteel geografie aan de Universiteit Gent. De keuze voor die richting is puur uit mijn interesse voor aardrijkskunde tijdens de middelbare school gemaakt. Wat ik daar later op professioneel vlak mee zal doen, weet ik nog niet.” Preben Delclef (29) is niet alleen snel uitgegroeid tot een sterkhouder in de defensie, ook is hij de kapitein van de Puiten. Een rol die hij door zijn tactisch vernuft en natuurlijk leiderschap graag op zich neemt. En wat hem betreft, blijft hij die nog jaren vervullen. “Ik zie geen enkele reden om nog van ploeg te veranderen.” Welk gevoel overheerst na de wedstrijd van afgelopen weekend tegen Lebbeke? Tevredenheid omdat we goed voetbal op de mat legden of ontgoocheling omdat het desondanks slechts in een punt resulteerde? Delclef: “Het gevoel was dubbel: enerzijds hebben we de bal goed van voet tot voet laten rondgaan. We hebben tegen Lebbeke – een goede ploeg met veel individuele kwaliteiten – de beste kansen gekregen en waren de betere ploeg. Daarnaast scoorden wij een goal, die jammer genoeg afgekeurd werd, hoewel de scheidsrechter voor het overige een goede wedstrijd gefloten heeft. Anderzijds is het ook zonde dat we onze kansen niet afmaakten en we daardoor ook de drie punten misliepen.” Het was meteen ook de vuurdoop van onze nieuwe coach, nog geen week na zijn aanstelling. Welke accenten heeft hij op die korte tijd al gelegd? “Hij wil werken naar een vaste 4-4-2 met aanvallende impulsen waarbij de opbouw van achteruit zeer belangrijk is, met oprukkende backs. In balverlies wil hij ook veel beweging zien. Hoewel die dingen tegen Lebbeke al goed zichtbaar waren, hebben we meer tijd nodig om dit op punt te stellen, want na amper een week kan je onmogelijk een nieuwe speelwijze volledig onder de knie krijgen.” In die optiek is het misschien niet slecht dat we nu een voetbalvrij weekend hebben. “We kunnen inderdaad de automatismen meer aanscherpen op training, maar eigenlijk hou ik totaal niet van voetbalvrije weekends, zeker niet als we zoals vorige wedstrijd een goede wedstrijd achter de rug hebben.” Je hebt de wedstrijd op Wetteren met Arne Dugardeyn voorbereid. Hoe verliep die samenwerking? “Arne heeft het grootste deel van de voorbereiding gedaan en we hebben ook enorm veel hulp gekregen van onze physical coach Koen D’Hoker. Ik heb eerder mijn steentje bijgedragen in de tactische analyse van de tegenstander, maar de scoutingsverslagen van Chris Gabriëls en Danny Vanhouwe hielpen ons ook een enorme stap in de goede richting.” Was het dan niet moeilijk voor jullie om jullie ineens boven te groep in plaats van ertussen te moeten staan? “Nee, de groep heeft zich vrij snel met de situatie verzoend en we hebben hard, maar toch met veel plezier, getraind en we waren er ook van overtuigd dat we op Wetteren een goed resultaat konden halen. Helaas beslisten kleine details toen ook over de nederlaag.” Neem je die ervaring mee naar later na je spelerscarrière? Word je met andere woorden trainer? “Die beslissing heb ik nog niet genomen, maar tactiek interesseert me enorm. Wanneer ik stop met voetballen, wil ik wel graag in het milieu actief blijven.” Zulke goede wedstrijden als tegen Wetteren en Lebbeke moeten toch vertrouwen voor de komende verplaatsing naar Ingelmunster geven? SK Berlare kan het niveau van de top-2 uit deze reeks duidelijk aan. “Klopt, maar we hebben het dit seizoen altijd al makkelijker gehad tegen de betere ploegen, omdat zelf het spel maken ons minder ligt. Sowieso kunnen we iedereen echter in deze reeks aan, indien wij een goede dag hebben en iedereen op het veld zijn taken naar behoren uitvoert, zoals het geval was op Dikkelvenne en thuis tegen Ninove. Als wij een volledig seizoen op dat niveau kunnen acteren, spelen wij zonder problemen in de top-5.” Je bent de kapitein van SK Berlare. Over welke kwaliteiten moet een goede aanvoerder volgens jou beschikken? “Een kapitein moet als mens goed in de groep liggen. Als spelers met iets zitten, moeten ze altijd bij hem terecht kunnen. Hij moet ook zowel op als naast het veld positivisme uitstralen. Het goede voorbeeld geven en altijd vooropgaan in de strijd zijn ook cruciale eigenschappen.” Welke aanvoerder was gedurende jouw carrière jouw voorbeeld die je gemaakt heeft tot de kapitein die je nu bent? “Vanuit mijn periode bij Standaard Wetteren is Stefaan Staelens mij altijd bijgebleven. Vooral als mens zijn wij zeer gelijkend: hij was ook niet de grootste prater van de groep, maar lag wel heel goed bij de rest van de spelers en iedereen bouwde er een vertrouwensband mee op. Bij Eendracht Aalst was Predrag Filipovic de aanvoerder, maar die was extraverter dan Staelens.” Hoe is SK Berlare bij Preben Delclef gekomen? “De club toonde al interesse tijdens mijn periode bij Eendracht Aalst, maar ik verkoos een overstap naar KSV Bornem. Toen ik ook daar vertrok, is de interesse gebleven en zijn we vrij snel tot een akkoord gekomen. Ik kende hier ook een paar spelers zoals Matthias Lambrecht en Dieter De Wilde, naar wie ik dan ook soms eens kwam kijken. SK Berlare is voor mij nog steeds een warme familieclub met een mooie aanhang. Deze club is de club van mijn hart geworden en ik zou mij ook niet meer kunnen inbeelden in nationale nog voor een andere club uit te komen. Volgend seizoen begin ik aan mijn zesde jaar en ik voel nog steeds waardering van spelers, bestuur en supporters, dus ik zie geen enkele reden om nog van club te veranderen.” Wat is het hoogtepunt van jouw carrière tot nu toe? “De titel met Standaard Wetteren in derde nationale, vooral omdat die er zo onverwacht gekomen is. We hadden toen een hechte spelersgroep die er altijd voor de volle 100% voor ging. Op de koop toe was ik ook de enige jongere die vaste basisspeler was. In tweede klasse ben ik ook als vaste waarde gestart, maar toen begon ik liesproblemen te krijgen, die mij ook bij Aalst en Bornem parten speelden.” Zondag is het Aalst carnaval. Profiteer jij dan als Aalstenaar van dit voetbalvrij weekend om carnaval te vieren? “Carnaval vieren doe ik inderdaad geregeld en blijft voor mij speciaal. Dat begon al van mijn jeugd en dat is niet veranderd sinds ik op de schoolbanken in Aalst zat en tijdens mijn periode bij Eendracht. Toen beleefde ik dat veel intenser, want tegenwoordig ga ik enkel op maandag, onder andere met Jan en met Ward Copers en Tim Aelbrecht, met wie ik nog steeds een heel goede band heb. Een avondje zot doen moet af en toe eens kunnen hé…” Achraf Et-Takny is na vele omzwervingen uitgegroeid tot een vaste basispion in het Berlaarse elftal. Zo frivool hij over het veld dartelt, zo passioneel spreekt hij over zijn beide liefdes, namelijk voetbal en zijn gemeente Molenbeek. Bij welke clubs was je allemaal aangesloten voor je naar SK Berlare kwam? Et-Takny: “Op mijn negende sloot ik mij aan bij KSV Asse, de plaatselijke club van mijn woonplaats. Ik herinner mij nog dat ik toen de eerste twee jaren heel slecht was! Ik kon zelfs niet jongleren met een bal. Toen ik 12 was, heb ik die club ingeruild voor Asse-Terheide, waar ik vier jaar ben gebleven, tot FC Brussels mij een kans bood. Daar lieten ze mij vanaf de U17 schipperen tussen de nationale en de provinciale reeksen. Daar had ik op een gegeven moment echt mijn buik van vol en ik wou toen stoppen met voetballen. Toch pikte ik nadien de draad weer op bij Asse-Terheide, waarna Merchtem 2000 mij komen halen is. Met die laatste ploeg promoveerde ik naar 1e provinciale. Daar wekte ik belangstelling op van de toenmalige derdeklasser Diegem Sport, waar ik twee seizoenen bleef spelen, vooraleer de overstap naar SK Berlare te maken.” Bij Diegem Sport hebben veel profvoetballers hun eerste voetbalpassen gezet. Denk maar aan Nabil Dirar bijvoorbeeld. Hoe komt het dat Diegem als amateurclub toch zo’n kweekvijver blijkt te zijn? “Niet alleen Dirar, maar ook Yannick Carrasco en Omar El Kaddouri hebben daar nog bij de jeugd gespeeld. Het is echt geen toeval, hoor. Ik viel om van verbazing toen ik zag wat voor een topopleiding ze de jongeren daar aanbieden! Bij het eerste elftal trainden vaak ook beloften mee en dat waren telkens heel goede spelers. Ze hebben hun goede naam te danken aan hun uitstekende jeugdtrainers en hun jeugdcoördinator Pieter Jacobs (zoon van ex-Anderlechtcoach Ariël, bds) is een krak in zijn vak!” Heb je je technische vaardigheden daar dan aangescherpt? “Nee, totaal niet. Mijn techniek heb ik puur in de straten en de parken van Molenbeek geleerd, samen met mijn vrienden. Een betere leerschool bestaat er niet. Het wemelt in Molenbeek van de ruwe diamanten die wachten om geslepen te worden. Van mijn kameraden van toen zijn er nog enkelen op een redelijk hoog niveau actief, waarvan Redouan Aalhoul van FCV Dender en Soufiane El Banouhi, momenteel rechtsachter bij OH Leuven, de meest bekenden zijn.” Toen je tegen Wolvertem je derde gele kaart pakte, vertelde je aan de kranten dat het weekje extra rust jou niet ongelegen kwam omdat je met allerlei kwaaltjes sukkelde. Ben je daar nu van verlost?
“Dat ik dat aan de kranten heb verteld, klopt totaal niet! Ik vertelde dat gewoon tegen een vriend, maar een journalist heeft staan luistervinken en dat zo gewoon opgeschreven alsof ik het tegen hem vertelde! Maar bon, ik had inderdaad een scheurtje opgelopen, maar wou absoluut spelen tegen Zele en Wolvertem. Die gele kaart heb ik misschien uitgelokt door zo heftig tekeer te gaan telkens wanneer ze weer een overtreding op mij begingen. Nu, als ze veel overtredingen op mij maken, betekent dat ook dat ik een goede match aan het spelen ben, dus op dat moment was het een mooi compliment.” Wat betekent SK Berlare voor jou? “Het is een familieclub met een topsfeer. Er komen niet superveel supporters naar de wedstrijden kijken, maar ze zorgen wel voor veel ambiance. Wat ik ook zo leuk vind aan hen, is dat ze mij ook blijven aanmoedigen bij een mindere wedstrijd. Zulke dingen doen mijn vertrouwen groeien. Het is trouwens ongelofelijk dat ze op verplaatsing ook telkens aanwezig zijn met een supportersbus. Zelfs toen Diegem in 3e nationale speelde, brachten ze nooit zoveel volk mee!” Met welke spelers heb je een speciale band? “Met iedereen! Toen ik naar hier voor de eerste keer reed, was ik wat onwennig…Ik ben nu eenmaal niet de meest sociale mens en de afstand tussen mijn woonplaats en de club is tamelijk groot, dus het was bang afwachten. Op stage kreeg ik de kans om met iedereen kennis te maken en de klik met iedereen binnen de groep was er meteen.” Waar ben je buiten het voetbal mee bezig? “Ik werk aan de gemeente Molenbeek als diefstaladviseur. Zo kom ik bij mensen langs en geef hen advies over hoe ze hun huis het beste kunnen beveiligen. Hobby’s naast het voetbal heb ik niet echt aangezien voetbal mijn passie is, buiten af en toe eens bij vrienden gaan.” Molenbeek is tijdens dit gesprek vaak de revue gepasseerd, maar helaas ook in negatieve zin in de media de laatste jaren. Doet het jou pijn dat jouw gemeente nu wordt bestempeld als een bolwerk van terroristen? “Ja, maar ik voel niet de drang om te moeten schreeuwen dat ik onschuldig ben en ik voel mij ook totaal niet schuldig dat zulke vreselijke dingen in mijn gemeente gebeuren. De meeste mensen beseffen niet dat 95% van de Molenbekenaars gewone mensen zijn zoals jij en ik. Het zijn echter die 5% foute mensen die een podium krijgen. De media maken makkelijk van een mug een olifant, maar ze zouden moeten beseffen dat het beeld van de mensen dat zij schetsen niet representatief is voor de hele Molenbeekse gemeenschap.” Even een anekdote: toen ik jou een week geleden in het Frans vroeg of ik jou mocht interviewen voor de website, antwoordde je tot mijn verbazing in haast vlekkeloos Nederlands. Ook dit interview zelf vond volledig in het Nederlands plaats, hoewel jouw moedertaal eigenlijk Frans is. Hoe komt het dat jij zo goed Nederlands praat? “Ik woon al heel mijn leven in België en ik heb mijn onderwijs genoten in een Nederlandstalige school in Asse, waar mijn moeder en ik op dat moment woonden voor we naar Molenbeek verhuisden. Bijna iedereen van mijn moeders kant is trouwens naar een Nederlandstalige school geweest.” De ideale doelman is er eentje die rust uitstraalt, maar de clubkleuren met hart en ziel verdedigt. Een omschrijving die zeker van toepassing is voor Jan Van den Abbeele, die al zeven jaar op de teller heeft als Berlaarse sluitpost. Uiterlijk bewaart hij zijn cool, maar eenmaal aan het woord is het al rood-wit wat de klok slat. Jan, allereerst proficiat met jouw recente contractverlenging, waardoor je volgend jaar al voor het 8e seizoen onder de lat staat. Wat maakt dat je zo graag bij deze club bent? Van den Abbeele: “SK Berlare is een echte familieclub. Toen ik hier de eerste dag aankwam voelde ik dat er zo’n sfeer binnen de club heerste. Binnen de groep heb ik ook al veel kameraden gehad. In andere clubs is dat wel anders. Veel spelers spelen immers voor het geld, maar voor mij primeert altijd het plezier. Na verloop van tijd word je een meubelstuk van de club en is het ook een evidentie geworden dat ik hier blijf. Omwille van dergelijke sfeer blijven veel spelers ook lange tijd bij de club. Of het nu goed gaat of slecht, er wordt niet anders gedaan hier.” Meestel ben je ook titularis gebleven. Voel je dat de club een enorm vertrouwen in jou heeft? “Ik krijg inderdaad veel vertrouwen van de club, want er zijn hier al veel andere keepers gepasseerd. Toen ik hier aankwam was het wel anders: ik was pas 20 jaar en het was bang afwachten hoe mijn concurrent het ging doen, maar ondertussen beschouwen ze mij hier als de vaste eerste doelman van het team en gaan ze als doublure op zoek naar een jonge keeper. Dat vertrouwen voelen heb ik wel nodig om goed te presteren.” Welk moment uit de afgelopen zeven seizoenen zullen je altijd bijblijven? “Voor mij persoonlijk sowieso de goede bekercampagne van vorig seizoen, met als uitschieter de thuiswedstrijd tegen Hamme in de 4e ronde. Die bekermatch vond plaats na een heel goede voorbereiding. Ik herinner me nog goed dat die match plaatsvond op een zaterdagavond, er was veel volk aanwezig en tot op het einde konden we met 0-0 gelijke tred houden tegen toch wel een goede ploeg uit een hogere reeks. Vijf minuten voor tijd kregen we echter een penalty tegen, die ik gelukkig pakte. Ik herinner me nog goed hoe Jelle toen in alle euforie als een gek naar mij kwam toegelopen! Nadien volgden verlengingen en strafschoppen en daarin pakte ik drie van de vijf penalty’s! Nadien mochten we ook nog in eigen huis spelen tegen Eupen, waarmee we ook meteen gelanceerd waren voor de rest van de competitie. Een ongelofelijke ervaring! Ik weet niet of ik zoiets nog ga meemaken in mijn carrière.” Je traint 1x per week samen met Franky Frans, een voormalige doelman uit eerste klasse, die binnen de club actief is als keepertrainer. Wat steek je van hem op? “Franky staat bekend om zijn fysiek zware trainingen en hij legt veel nadruk op discipline. Je merkt dat hij heel veel heeft meegemaakt, vooral wanneer het wat minder gaat met de ploeg. We hebben een goede vertrouwensband met elkaar, we kunnen openlijk met elkaar discussiëren. In de jeugd bij Lokeren had ik ook wel goede keepertrainers, maar dat was toch anders…Harder vooral. Daar was het meer roepen, schreeuwen tegen elkaar en alles op korte tijd erin drillen.” Wat zijn jouw kwaliteiten en werkpunten als doelman?
“Een-tegen-eensituaties zijn mijn sterkte: ik maak mij zo breed mogelijk en blijf zo lang mogelijk rechtstaan. Daarnaast omschrijf ik mezelf graag als een efficiënte keeper. Je ziet vaak doelmannen veel show verkopen op een relatief makkelijke bal, waardoor het lijkt alsof die met een wereldsave heeft uitgepakt, maar zo zit ik niet in elkaar. Met hoge ballen en duels aangaan heb ik het wel moeilijker aangezien ik geen grote keeper ben, maar dat wordt gecompenseerd met onze duelkracht en gestalte in de rest van de ploeg.” Er wordt vaak gezegd dat spelers, en vooral doelmannen, een bepaald ritueel hebben voor ze aan een wedstrijd beginnen. Geldt dat ook voor jou? “Bij doelmannen gaat dat inderdaad verder dan bij spelers, omdat zij ook vaker hetzelfde doen voor een wedstrijd en zich ook individueler voorbereiden op een wedstrijd. De opwarming is hetzelfde, je gaat op hetzelfde tijdstip naar buiten en naar de kleedkamer. Vorig jaar ging ik vaak een stukje lopen op matchdagen. Toen ik dat voor de eerste keer deed, speelde ik die avond een goede wedstrijd, dus herhaalde ik dat de volgende wedstrijd en op den duur begin je daarin te geloven. Je wilt dat ritueel dan niet afzweren, want je moet het maar eens vergeten en die dag een slechte match keepen…” Anderhalve week geleden heeft Mariekerke een einde gemaakt aan onze schitterende reeks van zes matchen zonder nederlaag. Wat bracht die nederlaag in de kleedkamer teweeg? “Niet veel eigenlijk. Ik merkte toch geen crisissfeer in de club. De wedstrijd leek wel een kopie van de slechte matchen die we voor Nieuwjaar afwerkten: we vergaten te voetballen, er zat te weinig beweging in ons spel, gaven te weinig voorzetten vanop de flanken,…” Volgende zondag staat er alweer een belangrijke thuiswedstrijd tegen Merelbeke op het programma. Wat herinner je je nog van de heenwedstrijd? “Dat Merelbeke een vrij stugge ploeg was met veel gestalte op het middenveld en voorin een snelle spits (Glory Monday, bds) die loerde op de counter. Eigenlijk een ploeg die de vergelijking met Mariekerke kan doorstaan. Ik herinner me nog dat we ook toen teveel ons heil zochten in de lange bal en dat we na de 1-0-achterstand te weinig de voetballende oplossing gezocht hebben en dat we de ruimte in de rug van de verdediging niet hebben benut. Onze reeks zit eigenlijk vol met zulke stevige ploegen. Veel hangt in zulke wedstrijden af van details, zeker met zo’n brede middenmoot. Als eerste op voorsprong komen is van cruciaal belang en daarvoor moeten we durven voetballen zoals we tegen Ninove en Dikkelvenne wel heel goed gedaan hebben.” Met welke ploegmaats heb je een goede band? “Allereerst met Preben. Naast onze kapitein is hij ook mijn schoonbroer, want mijn vriendin en zijn vriendin zijn zussen. Over het algemeen heeft iedereen binnen het team echter een goede klik met elkaar. Zo ben ik afgelopen weekend nog met Jelle en Jens naar het voetbal geweest. Met Gauthier, Arne en Jelle heb ik ook al eens een citytrip naar Napels gemaakt. Ook met Mich heb ik een goede band. Wat de sfeer binnen de ploeg ook typeerde, was dat we afgelopen vrijdag na de training nog eentje gaan drinken zijn om het vrije voetbalweekend te vieren.” Wie zijn de sfeermakers binnen de kleedkamer? “Op het vlak van zot doen en onnozelheden uithalen staat Jelle afgezonderd op nummer 1. Ook Gauthier is binnen de kleedkamer een sfeermaker, maar ook een dikke zeveraar (lacht). Bij de Afrikanen is Achraf de lolbroek. Zo loopt hij vaak te zingen en maakt hij soms filmpjes van zichzelf.” Voor Jelle Eylenbosch (30) is clubliefde geen loos begrip. Ruim 35 kilometer liggen zijn woonplaats Dilbeek en SK Berlare van elkaar verwijderd, maar het typeert de rechtsachter dat hij ze telkens weer zonder morren aflegt. Het liefst van al vertoeft hij na de match tussen de supporters, die hem als een clubmonument op handen dragen. Benieuwd naar de fundamenten voor deze match tussen club, speler en supporters zochten we Jelle voor de training op voor een gesprek dat eigenlijk veel langer had mogen duren. Hoe ben je eigenlijk bij SK Berlare terechtgekomen? Eylenbosch: “Op mijn 16e heb ik mijn debuut gemaakt bij FC Pepingen, nu reeksgenoot van SK Berlare, maar toen nog spelend in 2e provinciale. Daar ben ik tot mijn 20e gebleven. Nadien speelde ik 4 seizoenen voor Wambeek, waarmee ik van 2e naar 1e provinciale ben gestegen. Daarna tekende ik bij Wolvertem, waar ik maar liefst vijf seizoenen bleef. Een mooie periode: we speelden kampioen en ik mocht twee seizoenen proeven van het niveau in 4e nationale. In het laatste seizoen kreeg ik echter een dispuut met bepaalde bestuursleden bij Wolvertem en begon ik open te staan voor een nieuwe club. Waarom dan precies SK Berlare? De bal is aan het rollen geraakt door de twee oefenwedstrijden die we in dat seizoen tegen elkaar speelden. Ik heb na de match gesproken met de Berlaarse supporters, waaronder Patjen, en aangegeven dat ik een overstap wel zag zitten omdat SK Berlare mij een club leek die bij mij paste. Ik ben tot nu toe heel trots op mijn afgelegde parcours, want mijn carrière is eigenlijk alleen maar in stijgende lijn gegaan.” Tijdens je periode bij Wolvertem mocht je het in de 1/16e finales van de Belgische beker opnemen tegen toenmalig eersteklasser Cercle Brugge. Een unieke belevenis neem ik aan? “Zeker en vast. Het is tot nu toe het mooiste moment uit mijn carrière. Ik herinner mij nog dat de directeur (Jelle werkt als leerkracht, bds) toestond dat ik een vergadering mocht verlaten om de loting te kunnen volgen. Dat was ook best spannend: Wolvertem bleef bij de laatste vier ploegen over die nog moesten getrokken worden en Standard uit en Cercle thuis waren nog mogelijk. De dag van de wedstrijd moest ik nog een halve dag werken, maar ik had best wat zenuwen. Ik wist dat de club heel veel tijd en moeite in de voorbereiding had gestoken en een pak vrienden van mij kwamen naar de wedstrijd kijken. Het was de max! Er waren 3000 supporters die voor veel sfeer zorgen. Echt genieten! We speelden een goede wedstrijd en konden Cercle bij de rust nog op 0-0 houden. Stef Wils kreeg op de koop toe nog een rode kaart, waardoor we in de kleedkamer geloofden in een stunt. Dat geloof werd echter kort na de rust de kop ingedrukt, want we kregen 2 minuten na de pauze al meteen een terechte penalty tegen: 0-1. Daarna oefenden we een enorme druk uit op Cercle en we kregen zelfs nog een paar goede kansen – onder meer van mij – waarbij we konden scoren. Op de counter scoorden de Bruggelingen helaas de 0-2 en de 0-3 en dan gingen de kopjes naar beneden. Ikzelf pakte op het einde ook nog twee keer geel. Het was desondanks een avond om nooit meer te vergeten. Ik kijk geregeld nog naar het wedstrijdfilmpje op YouTube en telkens weer bezorgt het mij kippenvel!” Twee seizoenen later volgde nog een mooi bekermoment, want in de laatste voorronde kwamen de Panda’s uit Eupen naar het Puitenstadion! Het werd 1-3. Zag je toen al dat die ploeg de kwaliteiten hadden om in 1e klasse te voetballen? “Goh, ja en neen. Neen, omdat wij als modale vierdeklasser goed meespeelden, maar wat je natuurlijk wel zag was dat zij over een enorme technische bagage beschikten. Twee van de drie goals waren echte pareltjes! Daartegenover konden wij amper twee kansen plaatsen, waarvan Lorenzo Heirwegh dankzij zijn gekende flitsen de aansluitingstreffer lukte. Nadien kreeg Mich Poppe nog dé kans op 2-1, maar de keeper (Hendrik van Crombrugge, nog steeds eerste doelman bij Eupen, bds) pakte uit met een goede save. Nadien scoorde Eupen nog twee keer en was het boeken toe. De mooie prestatie gaf ons wel vleugels voor de rest van dat seizoen toen we in de top-5 eindigden. De mannen uit de Oostkantons mochten nadien in de nieuwe Ghelamco Arena spelen, wat de uitschakeling des te jammer maakt. Ik heb dus op een haar na een verplaatsing naar Sclessin en AA Gent gemist! De wedstrijd tegen Eupen was gevoelsmatig voor mij echter niet zo speciaal als die tegen Cercle vanwege de sfeer rond het veld. Eupen had namelijk hoop en al 10 meegereisde supporters bij!” Waren er in die twee wedstrijden spelers die indruk op jou hadden gemaakt? “Bij Cercle Brugge zonder twijfel Junior Kabananga, die in deze Afrika Cup al gescoord heeft voor Congo. Na de wedstrijd trok hij zijn shirt uit…Wat een atleet, wat een kleerkast! Van Eupen is Florian Taulemesse me opgevallen vanwege zijn enorme techniek. Die 0-1 die hij maakte was een wereldgoal! Van net over de middellijn knalde hij de bal in de winkelhaak. Jean (onze doelman Jan, bds) kon alleen maar naar de bal kijken, zo goed was hij getrapt! In negatieve zin viel Alessio Staelens, zoon van Lorenzo, mij op. Ik vond hem niet zoveel voorstellen voor bij een eersteklasser te spelen en nu speelt hij geloof ik bij Knokke, dusja…” Had je dan het gevoel in die twee wedstrijden dat je het niveau in zekere zin aankon?
“Ik ben realistisch: mijn niveau is 3e amateurliga, punt. Een ploeg uit 2e amateurliga zal mij niet gaan halen. Tegen Cercle speelde ik een goede wedstrijd omdat we toen echt in de flow van het bekeravontuur zaten, maar om wekelijks dat niveau aan te pikken, is toch andere koek, hoor… Mijn match tegen Eupen was trouwens een heel stuk minder en ik werd dan ook terecht vervangen. Nee, niveau eerste klasse is echt geen spek voor mijn bek.” Jelle Eylenbosch en SK Berlare blijken een goed huwelijk te vormen. Hoe verklaar je dat? “Ik denk dat dat komt omdat ik sociaal ben, graag blijf plakken en een praatje maak met de supporters. Ik houd er altijd aan vast om hen na de wedstrijd te groeten, ook al is dat minder prettig na een nederlaag. Ik wil geen dikkenek zijn en zulke spelers zouden ze bij SK Berlare ook niet willen.” Blijven de duels tegen Wolvertem voor jou speciaal? “Zeker en vast! Vooral omdat we nu voor de eerste keer na mijn vertrek in dezelfde reeks spelen. Ik moet wel zeggen dat ik tijdens onze uitmatch daar geschrokken ben van de negatieve reacties. Heel jammer, want ik was nochtans gelukkig bij Wolvertem en ben er enkel maar vertrokken doordat ik te weinig respect voelde van bepaalde bestuursleden. Ik was wel behoorlijk nerveus toen ik naar Berlare ging, maar na de eerste training reed ik met een supergevoel naar huis: yes, ik heb de juiste keuze gemaakt! In de kranten is onlangs verschenen dat ik mij 200% gelukkig voel in Berlare en dat meen ik echt, ondanks de lange afstanden die soms wel door beginnen te wegen.” Tijdens de thuiswedstrijd tegen Wolvertem scandeerden de Berlare Ultras meermaals jouw naam en ze maakten ook speciaal een spandoek voor jou. Zulke attenties moeten jou toch deugd doen? “Absoluut! En het beperkte zich niet eens tot de thuiswedstrijd. Zelfs in de heenmatch hadden ze voor mij een spandoek gemaakt met als tekst “De wolven huilen, want Jelle is een puit”. Fantastisch vond ik dat! Zo’n dingen bewijzen ook mijn goede band met de supporters en dat geeft mij telkens weer een enorm goed gevoel.” Dat scanderen en die spandoeken, zijn dat zaken die je opvallen tijdens de wedstrijd of ben je zodanig gefocust dat je dat pas achteraf meekrijgt? “Nee, dat viel mij toen echt wel op. Nochtans ben ik van nature enkel gefocust op de wedstrijd zelf. Ik zal je iets vreemds vertellen: normaal hoor ik tijdens de match amper iets vanop de tribunes, maar elke wedstrijd fluit mijn papa een paar keer naar mij en dan geeft hij mij een teken of ik goed bezig ben of ik een tandje moet bijsteken. Echt elke keer hoor ik dat! Mijn ouders verdienen ook een pluim trouwens. Zonder uitzondering komen ze elke thuis- en uitwedstrijd kijken, zelfs in weer en wind! Ik herinner me nog dat we in de gietende regen 120 minuten moesten spelen en penalty’s trappen. Op de koop toe miste ik de beslissende strafschop. Na de wedstrijd zag ik mijn ouders in de kantine…Drijfnat waren ze! Nee, dat ze kosten noch moeite besparen om hun zoon overal te volgen, pakt mij echt.” “Voor de Vlamingen ben ik een Nederlander, voor de Nederlanders een Vlaming.” Aan het woord is Angelo Nijskens, Hulstenaar – wij zullen hem dan zo maar noemen-, en ondertussen toch al bezig aan zijn derde seizoen bij SK Berlare. Toch heeft hij in die periode nooit echt in de schijnwerpers gestaan. Liever laat hij zijn spelers op het veld de eerste viool spelen. Tijd om daar even verandering in te brengen. Na de 2-1- zege tegen Wolvertem is SK Berlare al 6 wedstrijden ongeslagen. Een schril contrast met de voorgaande magere 1 op 27. Vanwaar komt die plotse ommekeer? Nijskens: “Aan de voorbereiding op het huidige seizoen heeft het in ieder geval niet gelegen. We hadden namelijk aan het begin van het seizoen een goede stage in de Ardennen achter de rug, net als het vorige seizoen waarin we sterk presteerden. Aan het begin van de competitie kregen we echter af te rekenen met blessures. De eerste wedstrijd waren dat er al drie, maar naarmate de wedstrijden volgden, liep dat aantal zelfs op tot acht à negen afwezigen. We kenden in die negen mindere wedstrijden ook de nodige pech met nipte nederlagen door tegengoals in de laatste minuut tegen achtereenvolgens RFC Wetteren en FC Lebbeke. Deze penibele situatie was voor mij een nieuw gegeven, maar gelukkig zijn de spelers rustig gebleven en hard blijven werken. Ook moet ik de voorzitter bedanken die precies wist waarmee we bezig waren en ook niet in paniek sloeg. Nu zijn we stilaan uit het dal aan het kruipen, maar het is toch zaak om één à twee nieuwe spelers bij te halen, want we hebben nog steeds vier langdurig geblesseerden en de situatie kan opnieuw snel omslaan met schorsingen en blessures, zoals we aan het begin van het seizoen gemerkt hebben.” Komende zondag spelen we op het veld van FC Mariekerke. Wat mogen we van die ploeg verwachten? “Het is een geroutineerd elftal met ongeveer zeven à acht spelers ouder dan 30 jaar. Met Ahmed Sababti hebben ze ook een hele goede speler rondlopen, die ons in de heenmatch pijn heeft gedaan.” De heenmatch eindigde op een zware 0-5- nederlaag. Merk je dat de spelers uit zijn op revanche? “Dat spreekt voor zich. We hadden het geluk in die wedstrijd ook niet mee: Wilson Kabera kreeg rood en op de koop toe vielen Arne Dugardeyn en Birger Longueville uit met een blessure en je zag de kopjes daardoor zienderogen naar beneden gaan. We mogen echter tevreden zijn dat we zo een hecht team hebben en met het niveau dat we de laatste weken halen, zal elke ploeg uit deze reeks het moeilijk hebben tegen ons.” Wat zijn de sterke punten van deze spelerskern en waarin kunnen de spelers nog verbeteren? “Deze spelers voelen zich niet te goed om hun truitje nat te maken. We hebben echt een hechte groep, zowel op als naast het veld. Wat beter kan, is het afwerkingspercentage. We creëren veel kansen, maar komen te weinig tot scoren. Dat is echter geen verwijt naar de spelers, want onze achilleshiel ligt op de flanken. Vorig seizoen waren Bayram Cürükcu en Lorenzo Heirwegh alleen al verantwoordelijk voor een doelpunt of 20, terwijl het merendeel van de goals nu enkel van Henri Munyaneza moet komen. Bayram is namelijk voor de rest van het seizoen out, Lorenzo is vertrokken en diens vervanger Gérard Lifondja zijn we kwijt door blessure.” Wat mogen we nog van SK Berlare dit seizoen verwachten? Rond welke plaats zou je willen eindigen? “Dat is moeilijk te zeggen in deze competitie. Twee weken geleden stonden we op een degradatieplaats, terwijl we nu in de middenmoot staan. Laat het er ons op houden dat, indien we gespaard blijven van verdere blessures en we nog de nodige vervangers kunnen binnenhalen, we een zorgeloos seizoen kunnen draaien.” Waarvoor staat de trainer Angelo Nijskens? Wat is jouw stempel op dit elftal? “Ik denk dat ik een homogeen geheel kan kneden, een goede sfeer binnen een team weet te creëren en dat ik de spelers op hun beste positie uitspeel. Toen ik hier drie seizoenen terug aankwam op de club, hadden we 5 op 36 gehaald. Iedereen binnen de club had het scenario voor eerste provinciale al uitgetekend, maar daar was ik het niet mee eens. Ik vond dat wij namelijk een degelijke groep hadden met kwaliteitsvolle spelers. We hebben ons ternauwernood kunnen redden en het seizoen daarna was gewoon geweldig met onze knappe plaats in de top-5.” Het is een voetbalcliché dat Nederlandse coaches graag jonge spelers kansen geven om ze zo beter te maken. Bij SK Berlare hebben met name Niels De Wolf, Yoran Heirewegh en Corneel Casier onder jou regelmatig speelkansen afgedwongen. Wat is jouw aandeel in hun ontwikkeling? “Het is belangrijk dat zulke jongens meteen in de groep worden opgenomen en dat ze voelen dat ze het vertrouwen van de trainer genieten. Corneel heeft dit seizoen al enorme stappen gezet. Yoran is niet meer weg te denken uit de basisploeg en heeft vorige wedstrijd tegen Wolvertem naar mijn mening zijn beste wedstrijd gespeeld. Daarnaast is Niels –ondanks zijn blessure vorig seizoen - ook stilaan aan de poort aan het kloppen om het Jelle zo lastig mogelijk te maken.” De jonge generatie supporters kent Angelo Nijskens enkel als trainer van SK Berlare, hoewel je toch maar liefst negen seizoen gevoetbald hebt in het eerste van Sporting Lokeren. Wat voor een speler was jij?
“Eerder een 9,5 dan een diepe spits. Mijn sterkte lag in mijn dribbelvaardigheid, mijn kap- en draaibewegingen en ik was ook snel op de eerste tien meters.” Wil je in je verdere carrière nog iets specifieks bereiken? “Nee, want er is niets mooiers dan zelf op het veld te staan. Vraag jeugdspelers wat ze later willen worden en bijna allemaal zullen ze antwoorden dat het hun droom is om prof te worden. Op dat vlak heb ik het geluk gehad dat ik van mijn hobby mijn beroep heb kunnen maken. Als trainer zou het natuurlijk altijd leuk zijn om kampioen te worden, maar je moet realistisch genoeg zijn om te weten dat dit niet bij elke club kan. Laat het er ons op houden dat ik telkens het maximale uit mijn spelers probeer te halen.” Naast trainer ben je ook scout geweest van onder andere KV Kortrijk. Was dat een bewuste keuze? “Nee, op een dag belde de toenmalige sterke man Jean-Marc Degryse (die ondertussen overleden is, bds) mij toevallig met de vraag of ik bij KVK scout wilde worden om individuele spelers te screenen. Daarvoor moest ik wel bereid zijn om ver te reizen. Gedurende de vijf jaar dat ik bij die club actief was, ben ik maandenlang in Afrikaanse landen als Nigeria, Kameroen en Congo geweest." Welke “witte raven” heb je daar dan mogen ontdekken? “In Kameroen heb ik de huidige spits van FC Porto, Vincent Abubakar, gescout. Ook Edgar Nicaise Salli en Emmanuel Badu, momenteel actief bij respectievelijk FC Nürnberg en Udinese, ben ik tijdens die scoutingstrips op het spoor gekomen. Voor Jordan Ayew van Aston Villa, die mij destijds bij een wedstrijd van de U17 in Rwanda opgevallen was, heb ik mij bij KV Kortrijk sterk gemaakt, maar die deal is afgesprongen omdat ze de transfersom toen te hoog vonden. Van die mening zijn ze waarschijnlijk ondertussen afgestapt (lacht). Buiten Afrika heb ik ook Ivan Perisic naar Kortrik willen lokken toen hij nog bij de reserven van Sochaux speelde, maar dat dossier is een half jaar blijven liggen, waarop hij naar SV Roeselare is getrokken en zo jaren later bij Inter Milaan is terechtgekomen.” |
Archieven
Oktober 2019
Categorieën
Alles
|